De mythe van mannelijk leiderschap

Als kind groeide ik op in de gereformeerde kerk vrijgemaakt. In die tijd nog een bolwerk van klassieke rolpatronen, alhoewel van die klassieke rolpatronen niet werd verteld dat ze niet zo oud waren als de bijbel. Ons werd verteld dat de rolpatronen zoals de kerk die voorstond afkomstig waren uit de bijbel en door God zo bedoeld waren. En dus hadden we ons te onderwerpen aan Gods voorschriften, want alleen zo konden we goede gelovigen zijn.

Als kind speelde ik ook kerkje: de poppen waarmee ik nauwelijks speelde, kwamen dan wel tevoorschijn en ik was hun dominee. Normaal kinderspel, heb ik lang gedacht. Tot ik dat ging benoemen en anderen zeiden: Ehm, dat soort dingen speelde ik anders echt nooit hoor…
Als zesjarige lag ik uren in m’n bed te bidden voor genezing voor mijn vader, die ziek thuis was komen te zitten met naar later bleek een chronische aandoening waarmee hij uiteindelijk arbeidsongeschikt werd verklaard.
En als puber bedacht ik me dat ik met m’n gymnasium wel theologie zou kunnen gaan studeren. Maar ik wilde ook, tegen de rolpatronen in de kerk in, blijven werken als ik trouwde en kinderen kreeg. Dus liet ik dat idee uiteindelijk varen, want als vrouw zou ik met een dergelijke opleiding geen baan krijgen: ik kon geen predikant worden, want ik was vrouw. Dan kon dat niet. Dat stond immers in de bijbel.

Het werd nooit goed uitgelegd, dus ik kon me er ook nooit helemaal bij neerleggen, maar het werd er zo stevig ingestampt, dat ik me erbij neerlegde: de angst om het fout te doen en tegen God in te gaan, was groot. Better safe than sorry dan maar dus.

Ik koos uiteindelijk voor een opleiding Vaktherapie beeldend vormen, maar koud werkzaam in de psychiatrie voelde ik ook: dit is het toch niet helemaal. Na een proces van zoeken, zei ik in gebed tegen God: Ik weet wat ik wil, ik wil Theologie studeren. Maar ik heb geen geld, dus ik leg het bij U neer. Zodra het geld er is, schrijf ik me in voor deze studie.
De week daarop riep mijn manager me bij zich en bood me, compleet out of the blue, een loonsverhoging aan. Een loonsverhoging die precies genoeg was om me in te gaan schrijven voor een deeltijdopleiding HBO-Theologie, (destijds nog Godsdienst Pastoraal Werk).

Die opleiding gaf me handvaten om op zoek te gaan naar onderbouwing voor de standpunten van de kerk rond het thema vrouw en kerk en ik ontdekte dat die zeer wankel waren. Teksten werden gelezen en uitgelegd zonder de context waarin ze zo’n 2000 jaar geleden geschreven werden en die toch zeer belangrijk zijn voor een goed begrip van wat Paulus, want over zijn teksten hebben we het dan doorgaans, destijds bedoelde. Dat de onderbouwing van dit thema zich grotendeels toespitste rond een handjevol teksten van Paulus en andere teksten in de bijbel buiten beschouwing liet, werd meer en meer een probleem voor mij. Dat andere teksten, ook van Paulus zelf, laten zien dat er wel degelijk ruimte is voor vrouwen, werd voor mijzelf steeds meer de basis om te besluiten dat de kerk geen gelijk had, fout zat op dit punt.

Want die bijbelse onderbouwing voor ruimte wordt -veel beter dan de argumentatie zoals die gelegd wordt tegen die ruimte, onderbouwd door de andere delen uit het Quadrilateraal van Wesley.
De scheppingsorde zoals de bijbel ons die werkelijk voorlegt, (In Genesis 1:26-28 en juist niet in Genesis 3!), namelijk die van man en vrouw als gelijken naast elkaar, wordt sterk onderbouwd door inzichten die we verkrijgen met ons verstand en met onze ervaring. Vraag een complementarist hoe beslissingen in zijn huwelijk tot stand komen en je zult horen dat dat in gezamenlijk overleg gebeurt. “Ja, maar de man heeft de eindverantwoordelijkheid en geeft de doorslag als je er samen niet uitkomt”, is dan vaak de tegenwerping om dat wankele construct overeind te houden. Als ik dan doorvraag of de betreffende man dat veto al ooit in z’n huwelijk heeft moeten gebruiken, is het antwoord doorgaans ‘nee’.
I rest my case, zou ik daarmee kunnen zeggen, maar ik heb nog wel iets meer daarover te onderbouwen. Onderzoek laat namelijk zien dat huwelijken die gelijkwaardig zijn en waarin de man zijn deel van zorg voor de kinderen en het huishouden op zich neemt, gelukkiger zijn en langer standhouden. In die huwelijken komt ook (beduidend) minder mishandeling en misbruik voor.
En als negatief argument zou ik kunnen stellen dat het feit dat mannen oververtegenwoordigd zijn in cijfers rond agressie, mishandeling, misbruik en criminaliteit in z’n algemeen behoorlijk stevige argumenten zouden kunnen zijn om te stellen dat juist de man niet bepaald in staat is een leiderschapspositie op zich te nemen. Het is op basis daarvan veel verstandiger de vrouw te laten leiden. So far voor het hoofdschap zoals we dat zijn gaan denken te kennen vanuit de bijbel.

En vanuit de traditie, de geschiedenis, kunnen we leren dat de vroege kerk wel degelijk ruimte bood aan vrouwen. Maar dan moeten we dus wel willen kijken en die geschiedenis niet wegmoffelen, omdat het zo goed uitkomt om de status quo te handhaven of omdat we stiekem echt zijn gaan vinden dat mannen toch beter zijn dan vrouwen, een geloof dat in Jezus’ tijd hoogtij vierde, onder andere door onderwijs daarover van Aristoteles die nogal wat niet malse uitspraken over vrouwen op zijn naam heeft staan. Aan Jezus’ handelen kunnen we zien dat Hij ingaat tegen de orde zoals die er in de maatschappij van toen lag. Hij geeft vrouwen ruimte en Paulus borduurt daarop voort, maar beseft zich op bepaalde momenten ook: doorschieten in die vrijheid en teveel weerstand oproepen, gaat de verspreiding van het geloof niet helpen. Soms maak je even een pas op de plaats, om anderen mee te kunnen nemen in de beweging waarin je zit. Een beweging van het omverwerpen van macht, (zie de lofzang van Maria in Lukas 1:46-55, en een voorafschaduwing van deze lofzang is zichtbaar in de lofzang van Hanna, de moeder van Samuel, 1Samuel 2:1-10).
De geschiedenis leert ons dat kerkvaders, ondanks het feit dat zij onvoldoende in staat blijken om afstand te nemen van de vrouwenhaat van hun tijd en cultuur, wel concluderen dat Paulus ruimte biedt aan vrouwen.
De geschiedenis leert ons ook dat pas vanaf de Reformatie de Paulinische teksten in beeld komen als argumentatie om de vrouw achter het aanrecht te houden. Of eigenlijk beter: om de vrouw daar te krijgen, want ten tijde van de Reformatie zie je onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen juist een beweging die kant op. Ineens worden teksten die nooit zo opgepakt zijn, gebruikt om vrouwen te beperken in hun ruimte. Tot aan de Reformatie was het zwaarste argument vooral dat vrouwen nu eenmaal minderwaardig waren en dat dat stevig geïllustreerd werd in de zondeval, waar Eva (die op dat moment nog geen Eva heet, een belangrijk detail!) de man verleidt tot zonde en daarmee de hele wereld in het verderf stort. Een soort christelijke doos van Pandora zeg maar.
Om goed te kunnen interpreteren hoe bijbelteksten bedoeld zijn, is kennis van de geschiedenis en de traditie onontbeerlijk. Vanuit die kennis kunnen we leren dat de kerk al te vaak geen werkelijk tegenwicht bood aan structuren van macht, maar deze overnam en internaliseerde en zo onder andere patriarchale structuren opnieuw overnam nadat Jezus deze juist doorbrak en Paulus juist onderwees dat christenen geheel anders dienden te zijn. Die kennis van de geschiedenis missen we al te vaak en daarmee trekt onze interpretatie scheef en leidt ons tot zonde: we missen het doel.

En last but not least: hoe serieus nemen we de ervaring van vrouwen die zich geroepen weten door God? Hoe serieus kijken we naar de gaven waarover zij beschikken? Dooft de Geest niet uit, waarschuwt de bijbel ons, maar als het gaat om de gaven van vrouwen, doen we dat maar al te vaak wel. Dat we bepaalde zaken (nog) niet gewoon zijn, is geen argument om het niet te doen. De geschiedenis van de dochters van Selofchad, (Numeri 27, Numeri 36 en Jozua 17)  is daarin een treffende: geheel tegen de tijdsgeest in vragen zijn vijf dochters na zijn overlijden aan Mozes om toch een erfenis te ontvangen en een deel van het beloofde land te verkrijgen. Het was hoogst ongebruikelijk dat dit gebeurde, maar Mozes zegt geen nee. Hij gaat in gebed, zoekt een antwoord bij God en krijgt een verrassend antwoord: niet alleen geeft God hem de opdracht om het verzoek van deze vijf jonge meiden in te willigen, maar ook geeft God opdracht om de wet vanaf dit moment te wijzigen: voortaan gaat de erfenis van een vader naar zijn dochters als er geen zonen zijn. Mozes had zonder enig probleem de dochtes van Selofchad direct een nee kunnen verkopen. Hij zoekt echter Gods leiding en niet zijn eigen inzichten.

Er is nog veel meer te zeggen over dit thema. Wie weet schrijf ik er nog eens een boek over. Maar eigenlijk hoop ik dat dat boek nooit nodig zal zijn, omdat christenen zelf op zoek zullen gaan in een open zoektocht, waarin God het antwoord mag geven en dat antwoord ook anders mag zijn dan ze op dit moment geloven. Dat dit stuk een aanzet mag zijn tot die zoektocht.

Plaats een reactie